SETTS VOOR ALGEMENE GARENS

Een van de eerste dingen die u moet overwegen wanneer u begint met een weefproject, is het aantal kettingdraden per inch (EPI) in uw stof. Dit wordt de sett genoemd. (Sett is een zelfstandig naamwoord; set is het werkwoord.) De sett die u kiest, hangt af van een aantal factoren, waaronder het type garen dat u gebruikt, de weefstructuur en hoe de stof zal worden gebruikt. Er is geen "juiste" sett voor een bepaald garen. Hetzelfde garen in dezelfde weefstructuur kan worden gebruikt voor verschillende soorten stoffen, bijvoorbeeld voor een sjaal en voor een kussensloop. Voor de sjaal, die u soepel wilt laten vallen, zou u de kettingdraden waarschijnlijk verder uit elkaar zetten (minder draden per inch) dan voor de kussensloop (meer draden per inch), die strakker geweven zou moeten worden.

Er zijn veel weefstructuren die een dichtere sett vereisen dan een plain weave. Bijvoorbeeld, in een keperbinding gaat de inslag over en onder meer dan één scheringuiteinde tegelijk. Dit zorgt ervoor dat zowel de schering als de inslag enigszins samenklonteren, zodat u over het algemeen een dichtere sett wilt dan voor plain weave in dezelfde garens. Bijvoorbeeld, een garen dat u op 12 EPI zou instellen voor plain weave, kan op 15 EPI worden ingesteld voor keperbinding.

De sett-tabel hieronder voor tabby (platbinding) en keper is een goed startpunt om te bepalen welke sett u nodig hebt. Het is altijd een goed idee om een ​​monster te weven voordat u met uw project begint en het vervolgens te wassen zoals u de stof zelf zou wassen. Dit vertelt u of de sett die u hebt gekozen de stof geeft die u wilt.

    Bekijk/download PDF

    Garenmaat Yd/Lb. Tabby Keper
    Katoen
    30/2 12.800 36 40
    20/2 8.400 24–30 32–36
    10/2 4.200 24–28 30
    8/2 3.360 20–24 24
    8/4 1.680 12–15 20
    5/2 2.100 15–18 20
    4/2 840 12–15 20
    3/2 1.260 10–12 15
    Tencel (kunstzijde)
    30/2 12.800 32–36 45–48
    20/2 8.400 36–40 48
    10/2 4.200 24–30 36
    8/2 3.360 20 24
    5/2 2.100 16 20
    Linnen
    20/2 3.000 20–24 30
    10/2 1.500 12 12–15
    12/1 3.600 22–25 30–32
    8/2 1.040 10–12 12–15
    8/3 710 8–10 10–12
    8/4 530 8 10
    Wol
    2/20 wollen 5.600 20–24 28
    2/18 merino 4.800 18–20 20–24
    2/12 merino 3.200 12–15 15–18
    2/8 wollen 2.240 10–12 12 15
    3/8 wollen 1.490 8–12 12–14
    Zijde
    2/60 14.880 60–65 70–80
    2/30 7.440 32–36 40–45
    2/20 4.960 20–24 28–32
    2/12 2.970 15–16 20–24
    2/10 2.480 15 18–20
    2/5 1.240 12 15